Binnen ruikt het naar vers gebakken brood. Mijn voetzolen zijn groen van het gras en ruiken naar dat gras en naar vochtige aarde. Buiten is het windstil. Heel dun watert een ijl zonnetje door de zeemist heen. De contouren van onbeweeglijke witte windmolens worden zichtbaar.
Het enige geluid is het zoemen van hommels en bijen in de wilde rozen, en het gezang van de vogels hoog in de lucht. Af en toe schreeuwt een meeuw voorbij. Odin smakt naar elke dikke bromvlieg die te dicht in de buurt komt.
Op het warme brood olijventapenade en zachte Deense kaas. Agger Tange doemt weer op aan de heiige horizon. Een bries uit het westen blaast de laatste wolkenflarden uiteen. De molens komen zachtjes in beweging. Beter dan dit wordt het niet.
