Een immens triest gevoel overvalt me ineens. Het is niet de eerste keer dat ik hier verborgen verdriet ervaar. We hebben vaker in huis, schuur en tuin scherven gevonden van een gebroken leven. Soms letterlijk, soms waren de lege bier- en wijnflessen nog heel.
Een angstaanjagend kunstwerk, beton gegoten in een dik frame van eikenhout, van een wanhopig schreeuwend kind achter tralies. De energie die dit uitstraalde woog nog zwaarder dan het kunstwerk zelf. Het was een van de eerste dingen die ik vernielde hier, brak, zodat ‘de geest’ eruit kon. Een schril contrast met de frêle danseres, een beeld wat tijdens de eerste bezichtiging nog in de schuur stond, maar daarna weg was.
Nu het houthok klaar is, evenals de buiten-compost-wc, en alle bouwmaterialen hiervoor niet langer de ingang van de aardkelder blokkeren, hebben we voor het eerst deze kelder betreden. We hadden al wel eens een sneak peak in het duister genomen en gezien dat er veel zooi lag. Maar nu gaan we voor het eerst naar binnen. Tromgeroffel.
Het is een prachtige ruimte. Het gewelf ziet er nog goed uit. Maar de puinhoop op de grond is erger dan gedacht. De hele vloer is bezaaid met glas. Waar je je voet zet, breekt dat, en of dit soort scherven geluk brengen? Een oude grasmaaier. Een autoband. Regenpijp en dakgoot. Al dan niet gevulde plastic emmers. En glas. Potten en flessen. Het kleine compartiment voor glas in onze container vult zich snel.
Hoe onverschillig over het leven moet je zijn als je alles wat je niet meer dient op zo’n plek wegflikkert? De woorden die Eva bleef herhalen tijdens de overdracht komen ineens in een wat ander licht te staan. ‘It’s a bad house’. Ze bleef het maar zeggen, als een soort bezwering. Hoe ‘slecht’ wordt je leven als je (wie ‘je’ ook maar is geweest) er zo onverschillig mee omgaat? Je huis, je tuin?
Die avond stap ik nog naar buiten, om te genieten van de rust en het zachtoranje licht van de ondergaande zon. Ineens word ik opgeschrikt door een rauwe, hese schreeuw. En weer. En nog eens. Ik heb kippenvel tot onder mijn voetzolen en sta als aan de grond genageld. Het lijkt wel de schreeuw van het betonnen kind achter de tralies. Van de wanhoop van een leven vol drank en scherven en onverschilligheid.
Ik doe een paar passen richting het geluid, en al schreeuwend verwijdert het geluid zich langzaam uit de tuin. Het blijkt een vos te zijn geweest. Zet je geluid voluit, en ervaar even wat ik ervoer:
In de uiterste noordwesthoek van onze tuin, in een overwoekerde berg puin en afval, is een soort ‘hut’. We hebben ooit pogingen gedaan hier enige orde ter scheppen, maar dat is onbegonnen werk. Inmiddels hebben we de ‘hut’ toegedekt met gras en gesnoeide takken en laten we deze hoek van de tuin met rust, omdat we vermoedden dat dit misschien de schuilplaats van een dier was. Het zou me niet verbazen dat de vos hier woont.
Wil je reageren? Leuk!